Correctionele rechtbank Leuven - 300 - 27-01-2011

Samenvatting

Op grond van de lezing van de diverse elementen van het strafdossier blijkt dat tussen partijen een schijnhuwelijk werd aangegaan met het oog op het verschaffen van een verblijfsrecht aan tweede beklaagde. Uit het geheel van feitelijke elementen in het repressief dossier blijkt dat het huwelijk tussen partijen er niet is op gericht om een duurzame levensgemeenschap tot stand te brengen. Op het ogenblik van het huwelijk was de verblijfstoestand van tweede beklaagde slechts precair en bevond zij zich in een asielprocedure. Mevrouw was tijdens het huwelijk met de heer X zwanger van een andere man, waarbij het kind werd verwekt een tweetal maanden voor het aangaan van het huwelijk van partijen. Partijen woonden slechts samen tot februari 2008 of tot vlak na het bekomen van de verblijfsvergunning. Na hun korte huwelijk keerden beide beklaagden terug naar hun partner van voor het huwelijk. Eerste beklaagde heeft twee kinderen met een andere vrouw. Uit de verklaring van de zoon van eerste beklaagde en van de andere vrouw blijkt dat hij mevrouw Y niet kent en dat hij niets afweet van een huwelijk en dat eerste beklaagde terug met samenwoonde toen hij eind 2007 arriveerde. Uit het buurtonderzoek blijkt dat niemand kon bevestigen dat partijen effectief samenwoonden als een koppel. De verklaring van tweede beklaagde is weinig geloofwaardig; er worden tegenstrijdige verklaringen afgelegd omtrent de aspecten van haar huwelijk en/of omtrent de persoon van haar echtgenoot. De tenlasteleggingen sub A en B zijn derhalve in hoofde van beide beklaagden voldoende bewezen. Veroordeelt eerste en tweede beklaagde ieder voor de hem ten laste gelegde feiten sub A en B samen tot een hoofdgevangenisstraf van 8 maanden en tot een geldboete van 100 euro met 45 opdeciemen gebracht op 550 euro of een vervangende