Arbeidshof Brussel - 51.239 - 6-11-2008

Samenvatting

Het Koninklijk Besluit van 21-9-2004 tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen, omschrijft de dakloze als "de persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt die niet de middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of die tijdelijk in een tehuis verblijft in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld.” Onder verblijf in een tijdelijk tehuis moet volgens de POD Maatschappelijke Integratie worden verstaan iedere inrichting of instelling waar noodlijdende personen worden opgevangen door hun tijdelijk onderdak en een begeleiding aan te bieden. Het staat buiten kijf dat een opvangtehuis voor minderjarigen slechts een tijdelijke opvangformule is en dat een overstap naar zelfstandig wonen evident is.De Arbeidsauditeur wijst erop dat niet-begeleide minderjarigen in het bijzonder beschermd dienen te worden en moeten kunnen genieten van de nodige materiële hulp. Hij verwijst in dat verband naar art. 36 van de wet van 12-1-2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde categorieën van vreemdelingen Mevrouw X voldeed aan de bij art. 57 bis OCMW wet en art. 1 en 2 KB 21-9-2004 voorwaarden toen zij voor het eerst een woning ging betrekken in Koekelberg. Het blijkt derhalve dat zij aan de voorwaarden voldoet om aanspraak te kunnen maken op een installatiepremie.